scholieren-in-gang-op-school
Blog

Welke false beliefs hebben scholieren over opleidingen?

Lees dit artikel over false beliefs van scholieren over opleidingen en studiekeuze

Als mensen zitten wij vol met overtuigingen over wat waar en niet waar is. Vaak hebben we iets van horen zeggen, hebben de kop van een nieuwsbericht gelezen of geloven we vanuit culturele of religieuze overtuigingen dat iets juist of onjuist is. Niets is mensen vreemd, dus ook scholieren hebben hier ‘last’ van wat bij het maken van een goede studiekeuze ook in de weg kan zitten.

In dit artikel besteden we aandacht aan de meest gehoorde false beliefs over opleidingen en het eigen kunnen van scholieren op basis van onderzoeken naar opleidingen en onderzoek naar de motieven en barrières die studiekiezers ervaren.

 

Waarom is het belangrijk om false beliefs te kennen?

Als je verantwoordelijk bent met jouw team voor de werving en instroom van opleidingen op jouw hogeschool of universiteit dan kom je ze hoe dan ook tegen: false beliefs (onjuiste overtuigingen) die je steeds weer moet weerleggen op een open dag of per mail.


Wij merken dat scholieren op veel verschillende niveaus te maken hebben met false beliefs. Zo beslissen ze op basis van vaak onjuiste informatie dat een opleiding niet bij ze past of dat ze niet toelaatbaar zijn. Je krijgt zo als opleiding niet eens de kans om je verhaal te vertellen en om te laten zien waarom een opleiding wel passend zou zijn. Wat zijn onze meest gehoorde false beliefs?

 

scholieren lopen op school met rugzak

De meest gehoorde false beliefs onder studiekiezers:

 

(1) False beliefs op basis van naam

Op basis van de naam van de opleiding beslissen scholieren al vaak of ze zich wel of niet verder oriënteren op deze opleiding. Zo zien we onjuiste verwachtingen over inhoud, voertaal en toelatingseisen. Hieronder vind je enkele voorbeelden. 

 

Onjuiste verwachtingen van de inhoud op basis van de naam omdat scholieren de naam niet kennen of de woorden in de naam niet begrijpen. Ook zien we voorbeelden waarbij scholieren bepaalde termen associëren met niet passende vakgebieden of woorden. Hieronder enkele voorbeelden van onderzoeken uit de laatste jaren:

  • De bètarichting ‘life sciences’ associëren scholieren gedrag en psychologie. De studiekiezer die je hiermee aantrekt is vaak niet toelaatbaar en echte bèta’s haken direct af op basis van de naam.
  • Bij Liberal Arts and Sciences denken scholieren aan politiek (op basis van liberal, ‘dat is iets met politiek?’) en kunsten (‘arts, zal wel iets met kunst zijn’). Arts interpreteren ze ook in het Nederlands als ‘dokter’.
  • Logistiek = logisch
  • Urban = iets met graffiti
  • Global = globaal
  • Maritiem = iets met marine

 

Engelstalige naam = Engelstalig onderwijs. Ook dit is niet waar en zet scholieren regelmatig op het verkeerde spoor. Zeker havisten en jonge studiekiezers zien Engelstalig onderwijs nogal eens als barrière en haken op basis van de naam al af, terwijl het onderwijs vaak Nederlands is.

 

Toelatingseisen: op basis van de naam vullen scholieren al van alles in qua toelatingseisen. Ze passen hierdoor onterecht zelfselectie toe.

  • Alles met geo-: “daarvoor heb je vast aardrijkskunde nodig”. Helaas een false belief want aardrijkskunde is voor geen enkele bachelor in Nederland een toelatingseis.
  • Alles met eco-: “daarvoor heb je vast economie nodig”. Zelfs voor de opleiding Economie hoef je geen eindexamen gedaan te hebben in economie.
  • Iets met maatschappij of samenleving: “daarvoor heb je vast maatschappijwetenschappen nodig”. Ook hier zien we dat maatschappijwetenschappen nooit een toelatingseis vormt.

 

scholieren onderzoeken op school met microscoop

(2) False beliefs op basis van moeilijke woorden/concepten

  • Numerus fixus/selectie = moeilijke opleiding. Scholieren denken vaak dat een selectie iets zegt over de moeilijkheidsgraad van de opleiding. Feitelijk zegt selectie alleen iets over de hoeveelheid aanmeldingen het reguleren hiervan om goed onderwijs te kunnen bieden. Scholieren verbinden dit echter vaak aan de moeilijkheidsgraad van de opleiding. Ook gehoord: een numerus fixusopleiding is duurder dan een reguliere opleiding.
  • Particulier = elitair en alleen voor studenten met rijke ouders.
  • Associate degree = iets tussen mbo en hbo
  • Een universitaire master is beter dan een hbo-master.
  • Arbeidsmarktperspectief (baankans/salaris) speelt een rol. Op basis van namen en richtingen van opleidingen hebben studiekiezers en ouder(s)/verzorger(s) allerlei overtuigingen over het salaris en de baankans van een opleiding. Een betrouwbare bron voor baankans zijn de analyses van ROA ‘de arbeidsmarkt naar opleiding en beroep tot 2028’.

 

(3) False beliefs over richtingen

  • Van techniek krijg je vieze handen en er is geen werk in te vinden. Techniek is voor jongens.
  • ICT is voor nerds die in het donker zitten, gamen en pizza eten. Soms waar en vaak ook niet.
  • Logistiek is iets met vrachtwagens en de haven. Of ze hebben geen idee en denken alleen aan logisch.
  • Accountancy: grijze of kalende mannetjes met een koffer. Al zien we steeds vaker dat scholieren vooral geen beeld hebben.
  • Interdisciplinair: iets met leger? Iets met discipline hebben?
  • Pabo: liedjes zingen en moeilijke ouders
  • Kinderopvang: luiers verschonen
  • Logopedie: iets met kinderen die slecht praten


meisjes met donker haar

Beperkende gedachten = false belief over jezelf

Naast beperkende overtuigingen over opleidingen hebben studiekiezers ook beperkende gedachten over zichzelf en ervaren ze druk en verwachtingen vanuit hun omgeving.

  • ‘Mijn docent Engels zei dat ik geen Engels kan, dus ik ga geen Engelstalige opleiding doen want dat kan ik vast niet.’
  • ‘Mijn ouders denken dat havo te moeilijk voor mij is, dus ik ga naar het vmbo.’
  • ‘Ik doe vwo, dus het is zonde als ik niet naar de uni ga.’


Wees je er dus van bewust dat er allerlei beperkende gedachten kunnen zijn die studiekiezers en studenten meenemen in hun keuzes. Deze beperkende gedachten kunnen ervoor zorgen dat studiekiezers een bepaalde studies niet overwegen. Of leiden tot onzekerheid over het eigen kunnen en een mogelijk risico op uitval tijdens de studie.

 

Wat kun je met deze informatie over false beliefs?

Het is belangrijk dat je weet waar de false beliefs voor jouw opleiding(en) zich bevinden. Vervolgens kun je hierop inspelen in je communicatie door prioriteit te geven aan communicatie over de toelatingseisen. Of door meer lading te geven aan de naam van jouw opleiding. Het is in ieder geval belangrijk dat je oog hebt voor de false beliefs in jouw doelgroep. Hoor je een false belief? Vraag dan eerst eens waarom iemand dit gelooft en weerleg daarna deze overtuiging.

We begonnen met ‘niets is ons mensen vreemd’. En daarmee eindigen we dus ook: wat voor studiekiezers en studenten niet vreemd is, is voor jou ook niet vreemd. Welke overtuigingen en beperkende gedachten heb jij? En kloppen deze overtuigingen en gedachten?


Hoe komen we aan de resultaten in dit artikel?

Dit artikel bevat een meta-analyse naar al bestaande onderzoeken over opleidingen en moeilijke woorden. In dit artikel beschrijven we false beliefs die we steeds opnieuw tegenkomen in onderzoeken onder scholieren op basis van onderzoeken met onderwijsinstellingen en vanuit informatie uit onze LOB-lesmethode. We noemen geen specifieke aantallen of percentages. We zijn ook zeker niet volledig en er zijn nog honderden andere false beliefs te bedenken. We hebben vooral als doel om je bewust te maken van het bestaan van false beliefs bij studiekiezers en hoe zij zich hierdoor laten beperken in hun studiekeuze.